GEZIEN. Een voltijdse dagtaak, dat mezengezin
Een vrije dag, een regendag. Dan staart een mens al eens wat langer door het tuinraam en bedenkt hij niet alleen wat anders en beter kan in de tuin, maar wekken mezen die in golfvlucht het gezichtsveld dwarsen, ook wel eens de aandacht.
KWEBBELEN
Drie van de vier nestkaste
n zijn bewoond. Koolmezen. En die zijn intussen uitgebroed. We horen de jongen zachtjes, maar heel druk tjilpen - of hoe noemen we dat 'kwebbelen' anders - zodra de ouders met voer komen aangevlogen. Niet alleen het vrouwtje, ook het mannetje vliegt de hele dag heen en weer. Van de nestkast naar de voedertafel, in de kruin van een boom, in een haag. Altijd maar heen en weer, onophoudelijk. Die jongen zijn veelvraten, hun ouders slaven. Dat voeren van de jongen zal - lezen we - minstens een halve maand in beslag nemen en dan volgt nog het meest gevaarlijke: de jongen buiten de nestkast leren voedsel zoeken.
VOLTIJDSE BAAN
Het is voor beide ouders een voltijdse baan, zoveel is zeker. Er rest hen geen overdag zo te zien geen tijd voor ander vertier. Al hebben we niet meteen zicht op wat dat 'ander vertier' kan inhouden, voor een koolmees.
Tot donderdagochtend. Toen zagen we ineens hoe twee koolmezen - een met een zeer brede zwarte strook over de borst, dus zeker een mannetje - buitelend over het gras in de buurt van de voedertafel met mekaar aan het vechten of rollebollen waren. We konden niet meteen uitmaken waar ze achteraf naar toe vlogen. Zo snel zijn ze wel.
MEZENWEELDE
Gemiddeld groeien tussen de zes en de acht jongen op. Als het een beetje meezit, dan vliegen hier dus straks 20 extra meesjes rond. Als ze het goed hadden in het nest en tijdens hun leerperiode, blijven ze in de buurt. Mezen met goede jeugdherinneringen durven ook al eens naderhand hun 'ouderlijke nestkast' inpalmen. Het ziet er dus veelbelovend uit, wat de mezenpopulatie betreft, hier in de tuin.
KWEBBELEN
Drie van de vier nestkaste
n zijn bewoond. Koolmezen. En die zijn intussen uitgebroed. We horen de jongen zachtjes, maar heel druk tjilpen - of hoe noemen we dat 'kwebbelen' anders - zodra de ouders met voer komen aangevlogen. Niet alleen het vrouwtje, ook het mannetje vliegt de hele dag heen en weer. Van de nestkast naar de voedertafel, in de kruin van een boom, in een haag. Altijd maar heen en weer, onophoudelijk. Die jongen zijn veelvraten, hun ouders slaven. Dat voeren van de jongen zal - lezen we - minstens een halve maand in beslag nemen en dan volgt nog het meest gevaarlijke: de jongen buiten de nestkast leren voedsel zoeken.
VOLTIJDSE BAAN
Het is voor beide ouders een voltijdse baan, zoveel is zeker. Er rest hen geen overdag zo te zien geen tijd voor ander vertier. Al hebben we niet meteen zicht op wat dat 'ander vertier' kan inhouden, voor een koolmees.
Tot donderdagochtend. Toen zagen we ineens hoe twee koolmezen - een met een zeer brede zwarte strook over de borst, dus zeker een mannetje - buitelend over het gras in de buurt van de voedertafel met mekaar aan het vechten of rollebollen waren. We konden niet meteen uitmaken waar ze achteraf naar toe vlogen. Zo snel zijn ze wel.
MEZENWEELDE
Gemiddeld groeien tussen de zes en de acht jongen op. Als het een beetje meezit, dan vliegen hier dus straks 20 extra meesjes rond. Als ze het goed hadden in het nest en tijdens hun leerperiode, blijven ze in de buurt. Mezen met goede jeugdherinneringen durven ook al eens naderhand hun 'ouderlijke nestkast' inpalmen. Het ziet er dus veelbelovend uit, wat de mezenpopulatie betreft, hier in de tuin.
Reacties
Een reactie posten