GEZIEN. Op oorlogspad in de Westhoek. Bezoek aan het Museum aan de IJzer moet in de eindtermen van het middelbaar onderwijs
Helemaal, tot in de puntjes afgewerkt, is het nog niet, maar het is alvast meer dan bezoek waard. Het nieuwe museum in de IJzertoren, of zoals musea tegenwoordig genoemd worden naar de stroom waaraan ze liggen, het Museum aan de IJzer.
We schrijven met opzet 'bezoek' en niet 'bezoekje', omdat het museum het verdient dat bezoekers er wel wat tijd voor vrijmaken. Het was onze WO I-specialist van de redactie Tom Vandenabeele die voor de redactie een 'oorlogszaterdag' had uitgestippeld in zijn Westhoek. De toertocht begon bij de IJzertoren.
Wennen
Het is wennen om niet meteen weer vlaggezwaaiers te zien opdraven op een podium tegen de IJzertoren, om er op de weiden daarrond geen zwartgele leeuwekolonie aan te treffen en om alleen een verwaaide obus te horen ontploffen in een klankkast in plaats van een voorzitter op een ver spreekgestoelte zwaar te zien gesticuleren en te horen brullen 'als een leeuw in een kooi'. Voor de ontvoogd
ing van een volk, dat toch maar rijk als nooit voorheen, met Mercedessen en volumewagens, onderdrukt en miskend op bedevaart kwam...
Niet te missen voor scholen
En toch, het is geen kwestie van vergane glorie, die IJzertoren. Met het nieuwe Museum aan de IJzer krijgt de toren een nieuw elan, niet langer bestoft en besmuikt, maar verrassend verruimend. Het aantal museumstukken dat er wordt getoond is beperkt, want meer dan een museum is in de IJzertoren een intrigerend didactisch project uitgewerkt dat de Eerste Wereldoorlog, de confrontatie van ons land met Duitsland, het verloop van de oorlog in het bezette land en de nationaliteitenkwestie bijzonder aanschouwelijk en heel toegankelijk brengt. Eigenlijk zou het bezoek aan het nieuwe Museum aan de IJzer een eindterm voor het middelbaar onderwijs moeten zijn. Als opstap naar een bezoek aan het In Flanders Fields Museum bijvoorbeeld.
Geen leugen
Voor de bezoekers naar boven worden gestuurd, krijgen ze eerst een film te zien. Over leven én dood in de loopgraven. Schokkende beelden, ontroerende beelden, maar geen heroïsche beelden. De film doet denken aan fragmenten uit het boek van Max Dauville, twee jaar geleden vertaald in het Nederlands door Rik Van Cauwelaert. Of zoals Eric Defoort het zegt in zijn 'Laat mij droef en treurig wezen': Bloed, verstikkend gas, uiteengereten lichamen, doodsangst, lijkenvretende ratten... dat alles wordt uitgegomd..." Hier dus niet.
Miniatuur
En boven, helemaal boven, wacht het platte polderland dat zich langs alle vier de kanten, aan de voet van de toren vlak uitrolt. Verrassend hoe 86 meter hoogte al volstaat om het plattegrondse leven te herleiden tot een miniatuurstatus. Via een koepelbeeld kan de bezoeker het landschap van nu vergelijken met dat van 100 jaar geleden.
En pas dan begint het eigenlijke museumbezoek. Europa maakt zich klaar voor de oorlog. Met parades. Alsof de oorlog straks in galauniformen zal worden uitgevochten. Op een namiddag of twee. Maar hoe meer we in de werkelijkheid van de oorlog letterlijk neerdalen, hoe wranger het beeld van de oorlog wordt. Opmerkelijk zijn de animatiefilmpjes die heel aanschouwelijk het verloop van de oorlog schetsen. Misschien op kindermaat, maar niettemin ook voor volwassenen aantrekkelijk duidelijk.
Oorlog is oorlog
Alhoewel... op de verdieping waar een aantal oorlogswapens worden getoond, horen we een moeder aan haar kinderen vertellen hoe haar vader in Antwerpen het bombardement met van die 'raketobussen' heeft overleefd. Ondanks alle aanschouwelijkheid, ondanks alle uitleg op pancartes, ondanks voldoende duiding slagen sommigen er maar niet in WO I niet te verwarren met WO II... Je hoeft er zo te zien geen miss voor te zijn om je in chronologie en tijdslijnen schromelijk te vergissen...
We schrijven met opzet 'bezoek' en niet 'bezoekje', omdat het museum het verdient dat bezoekers er wel wat tijd voor vrijmaken. Het was onze WO I-specialist van de redactie Tom Vandenabeele die voor de redactie een 'oorlogszaterdag' had uitgestippeld in zijn Westhoek. De toertocht begon bij de IJzertoren.
Wennen
Het is wennen om niet meteen weer vlaggezwaaiers te zien opdraven op een podium tegen de IJzertoren, om er op de weiden daarrond geen zwartgele leeuwekolonie aan te treffen en om alleen een verwaaide obus te horen ontploffen in een klankkast in plaats van een voorzitter op een ver spreekgestoelte zwaar te zien gesticuleren en te horen brullen 'als een leeuw in een kooi'. Voor de ontvoogd
ing van een volk, dat toch maar rijk als nooit voorheen, met Mercedessen en volumewagens, onderdrukt en miskend op bedevaart kwam...
Niet te missen voor scholen
En toch, het is geen kwestie van vergane glorie, die IJzertoren. Met het nieuwe Museum aan de IJzer krijgt de toren een nieuw elan, niet langer bestoft en besmuikt, maar verrassend verruimend. Het aantal museumstukken dat er wordt getoond is beperkt, want meer dan een museum is in de IJzertoren een intrigerend didactisch project uitgewerkt dat de Eerste Wereldoorlog, de confrontatie van ons land met Duitsland, het verloop van de oorlog in het bezette land en de nationaliteitenkwestie bijzonder aanschouwelijk en heel toegankelijk brengt. Eigenlijk zou het bezoek aan het nieuwe Museum aan de IJzer een eindterm voor het middelbaar onderwijs moeten zijn. Als opstap naar een bezoek aan het In Flanders Fields Museum bijvoorbeeld.
Geen leugen
Voor de bezoekers naar boven worden gestuurd, krijgen ze eerst een film te zien. Over leven én dood in de loopgraven. Schokkende beelden, ontroerende beelden, maar geen heroïsche beelden. De film doet denken aan fragmenten uit het boek van Max Dauville, twee jaar geleden vertaald in het Nederlands door Rik Van Cauwelaert. Of zoals Eric Defoort het zegt in zijn 'Laat mij droef en treurig wezen': Bloed, verstikkend gas, uiteengereten lichamen, doodsangst, lijkenvretende ratten... dat alles wordt uitgegomd..." Hier dus niet.
Miniatuur
En boven, helemaal boven, wacht het platte polderland dat zich langs alle vier de kanten, aan de voet van de toren vlak uitrolt. Verrassend hoe 86 meter hoogte al volstaat om het plattegrondse leven te herleiden tot een miniatuurstatus. Via een koepelbeeld kan de bezoeker het landschap van nu vergelijken met dat van 100 jaar geleden.
En pas dan begint het eigenlijke museumbezoek. Europa maakt zich klaar voor de oorlog. Met parades. Alsof de oorlog straks in galauniformen zal worden uitgevochten. Op een namiddag of twee. Maar hoe meer we in de werkelijkheid van de oorlog letterlijk neerdalen, hoe wranger het beeld van de oorlog wordt. Opmerkelijk zijn de animatiefilmpjes die heel aanschouwelijk het verloop van de oorlog schetsen. Misschien op kindermaat, maar niettemin ook voor volwassenen aantrekkelijk duidelijk.
Oorlog is oorlog
Alhoewel... op de verdieping waar een aantal oorlogswapens worden getoond, horen we een moeder aan haar kinderen vertellen hoe haar vader in Antwerpen het bombardement met van die 'raketobussen' heeft overleefd. Ondanks alle aanschouwelijkheid, ondanks alle uitleg op pancartes, ondanks voldoende duiding slagen sommigen er maar niet in WO I niet te verwarren met WO II... Je hoeft er zo te zien geen miss voor te zijn om je in chronologie en tijdslijnen schromelijk te vergissen...
Reacties
Een reactie posten