AFSCHEID. Vandaag namen we afscheid van vader...
“We mogen niet klagen”, zei
vader wel eens, “we hebben een mooi leven gehad.”
Dat zei hij, vorige week
nog. In Rustenhove. Waar hij, eindelijk, na zes weken ziekenhuis, voor het
eerst samen met moeder was.
Niet meer thuis, maar
thuis in Rustenhove. Hij was er gelukkig. Dat zei hij. Meer dan eens. Ook al
wist hij dat voor wie in de herfst van zijn leven is, de nieuwe lente niet
voor de winter komt.
Een mooi leven, dat wel,
maar geen gemakkelijk.
... hoe je ooit die baby was die
zijn jonge, knappe moeder verloor nog voor je haar kon zien,
... hoe je ooit dat kleine
jongetje was dat met een bang hart en met angst in de ogen onder zijn bed ging
schuilen en ineenkromp voor het gedreun van de tientallen overvliegende Britse bommenwerpers,
... hoe je als jonge knaap op
zondagmiddag voor je vader urenlang op de uitkijk stond voor het neerstrijken
van de duiven
... hoe je als trotse jonge
klerk, winterdag-zomerdag, om vijf uur ’s morgens naar het station van Kortrijk
fietste. In pak en met das. Altijd met das.
... en hoe je daarna als jonge
vader van zomervakanties blokvakanties maakte en van de ouderlijke slaapkamer
een studieruimte waarvan je de muren volhing met schema’s, koninklijke
besluiten en wetteksten. Uit het wetboek der inkomstenbelastingen.
En we herinneren ons ook...
... hoe je er van hield om
moeder te verrassen door ’s zaterdags voor dag en dauw in de groots mogelijke
stilte het hele huis te kuisen. Met veel te veel schuim weliswaar en het moet
gezegd, je maakte er geen wekelijkse gewoonte van. Het moest een verrassing
blijven, zei je dan.
... en hoe je, tot wanhoop van
moeder, jaarlijks garage en washok van plafond tot vloer onder de pluimen stak als
je de meute kalkoenen ging slachten.
Of hoe we sukkelden bij
het kortwieken van de kuikens van je siereendjes…
Het avontuur stak in
kleine dingen en vooral thuis. Want je had een hekel aan reizen. Je was te
graag thuis. Altijd in de buurt van moeder. Twee bureaus had je thuis, maar de
stoel bleef er naderhand leeg: je
dossiers, de stapel aangiften van mensen die om hulp vroegen, je kranten en
tijdschriften lagen op de tafel in de huiskamer. Je wou bij ons zijn.
En later, in de zomer van
het leven, toen de kleinkinderen er waren, trokken zij met je mee naar de
moestuin, in de serre, in je boomgaard, op d’hoogte. Ze waren gek van je en ze
hielden van je. Je volgde ze op de voet… en zodra het kon via het internet. Die
pc van je is net niet verhuisd naar Rustenhove…
En nu hoeft het niet meer.
Ineens, als de lente zich meldt, werd
het in het holst van de nacht winterstil voor je.
Vader,
we hebben je nooit anders horen spreken dan met zachte
stem
in een taal zonder uitroeptekens en met woorden zonder
hoofdletters
niet dat je je op de vlakte hield, of afzijdig bleef voor
wat wij zeiden of deden,
verre van en integendeel
je was voor ons en voor velen zo vaak de geduldige gulle gids
in dat ondoorzichtelijke doolhof van administraties en
regelgevingen
waar wij doof en blind domweg tegen kasten en
muren liepen;
Vader,
in een taal zonder gevloek en met woorden zonder leugens
voorzichtig waar nodig, scherp waar kon en altijd naar waarheid,
mateloos bezorgd
om en wakend over gezondheid en geluk van moeder,
van ons en van de kleinkinderen;
we hebben je – tegen moeder - nooit anders horen spreken dan met zachte stem
in de taal van de liefde en met woorden vol vertrouwen.
We lazen, niet zonder afgunst, in het teder gebaar, in de
twinkel van je blik,
in die schalkse glimlach of in die gekunstelde zoen
jullie unieke verhaal van een romance zonder eind;
Vader,
waarnaar wij, in
lengte van dagen,
binnenskamers zullen blijven luisteren
+ Robert Gheysen
19 november 1929 - 6 maart 2017
19 november 1929 - 6 maart 2017
Reacties
Een reactie posten