De finale koers - een Winkels feuilleton in zakformaat - 2
2. De brief
Of er nog zout moet zijn? Burgemeester Bert kijkt nauwelijks op van de stapel dossiers op zijn bureau. “Zout? Hoe bedoelt ge?” vraagt hij kortaf, terwijl hij, nog altijd zonder opkijken, zijn sigaret driftig dooft. Naast de asbak.
“Niets anders dan wat ik u vraag, burgemeester,” zegt Marcel, de gemeentesecretaris, die voorzichtig de asbak tot tegen de dossierstukken schuift. “Of we nog zout nodig hebben?”
“Marcel, ik weet niet wat u bezielt, maar ziet gij hier een keuken?”
“Burgemeester, het gaat over strooizout. De nv Zoutzak meldt dat ze een serieuze korting geven als we nu meer dan tien ton kopen.”
En nu, denkt de secretaris bij zichzelf – want dat leren secretarissen heel snel, om vooral en bijna uitsluitend stilzwijgend in zichzelf te denken - gaat hij murmelen dat we dat soort aanbiedingen altijd met een korreltje zout moeten nemen. Ik durf wedden…
“Secretaris, ge hebt toch niet alle almanakken van de pompiers aan het personeel uitgedeeld? Er hangt er toch ook een in uw bureau. Of niet. We zijn maart. Wat moeten wij in maart met tien ton vorstzout? En trouwens, ge weet het, dat soort kortingen moet ge…”
“Met een korreltje zout nemen, burgemeester, dat weten we, maar de gemeentekas…”
De burgemeester onderbrak de secretaris abrupt. Dat doet hij wel vaker en niet alleen met de secretaris. Het is een privilege waarmee wij de bureaucratie op waardige wijze overeind houden, zegt hij dan als hij met andere burgemeesters vergadert. Maar deze keer was ’t anders. Hij vloekt en ziet ineens zo rood als een vuurkool.
“Miljààrde. Bekijk dat hier. Marcel! Hier, die brief. Lees! En roep de pagadders bijeen. Nu!”
“De schepenen, bedoelt u…”
Wordt vervolgd. Morgen: 3. Het college.
Reacties
Een reactie posten