De Finale Koers - een Winkels feuilleton in zakformaat - 26

 26. De spektakelpastoor

De zomer wenkt. Aan de randen van het dorp staat de maïs al bijna een meter hoog. Tegen het eind van de zomer zullen de maïsvelden het dorp afschermen, alsof het hele legers zijn van manschappen met helmbossen, die paraat staan om Winkel te verdedigen tegen mogelijk vijandelijke aanvallen van buitenaf.

Maar het grootste gevaar voor het dorp lijkt van binnen te komen. Onder de zoden smeult een listig brandje en alleen wie het dorp heel goed kent en alert luistert, hoort het nu en dan knisperen, dat onzichtbaar kruipend vuur en merkt ook geregeld een verloren sliertje rook. Iemand als pastoor Frits bijvoorbeeld heeft dat al een tijdje door.  Hij is een opmerkzaam observator, vindt hij van zichzelf. Niemand kent de kudde beter dan de herdershond, op de herder na, zegt hij meer dan eens. Ge merkt het al, bescheidenheid is niet aan hem besteed. Terwijl veel van zijn collega’s zich hoogstens nog als schichtige grauwe duiven buiten de kerk laten zien, is hij bij wijze van spreken de pronkvogel waarmee de kerk graag naar buiten komt. Het mag een wonder heten dat niemand hem hier ooit pastoor Pauw heeft genoemd.                                                              

Onze spektakelpaster, dat wordt wel gezegd, zeker nadat hij op twee nationale zenders ooit het nieuws haalde toen hij voor de lokale judovereniging de mis in zo’n wit judopak opdroeg. De tatami was zijn altaar en daar zat ie, haast als een boeddha, weliswaar in het foute pak en in het verkeerde decor, maar daar deed niemand in het dorp lastig over. Zie eens wat die van ons durft, dachten ze en toen hij in de vieringen voor kerstmis naast een levende Maria en Jozef ook een echte ezel en een jong kalf in de stal in de kerk een week lang liet kamperen, wist hij dat ze weer met de satellietwagens zouden langskomen. Ge moet de mensen iets laten beleven in uw kerk, anders blijven ze weg, zegt hij dan. Hij wist dat de gasten van AnimalPeace vierklauwens na de journaals op inspectie zouden komen, de goddelijke voorzienigheid liet nog nooit na hem op tijd en stond in te fluisteren wat hij moest doen om goed te doen en dus had hij ezel en kalf de beste bieten voorgeschoteld en hooi van de duurste soort uitgestrooid. In zijn kerk mocht het wat kosten, die van de kerkfabriek zeiden dan wel dat hij een gat in zijn handen had, maar ze vergaten dat het gezegende en vooral zegende handen waren.

Dat dat filmtrio nog altijd niet bij hem is langs geweest, begrijpt hij niet. ’t Is tijd, denkt hij bij zichzelf, om de stille diplomatie van de heilige geest op gang te zwengelen en hij belt de burgemeester.  

Wordt vervolgd. Morgen: De tweespalt groeit.                   

Reacties

Populaire posts van deze blog

GEZIEN. Zwarte Kat, niet zomaar een kopje...koffietafelerfgoed

GELEZEN. Sinterklaas: open brief van Nicodemus naar aanleiding van de Pietenkwestie

GESCHREVEN. Eigenlijk zijn het ouders die hun kinderen een nieuwjaarsbrief moeten schrijven...