De Finale Koers - een Winkels feuilleton in zakformaat - 33

 33. Het kelderoverleg

Louis de Schaalmeester kent de kelder van ’t Echt Stadhuis. Diep en donker is ie, er hangt een povere lamp in het midden, boven de houten tafel waarvan de poten op een baksteen staan. “Voor als het grondwater steekt,” zegt Mathilde. Veel kratten bier ook, vol en half leeg. Geen wijn. Het ruikt er vochtig en zoetzuur. Door het schaarse licht lijken de stof- en uitgewoonde spinnenwebben aan het betonnen plafond op slutse vleermuizen die zichzelf niet hebben overleefd.

En terwijl Louis wacht op de rest van het gezelschap, ziet hij hoe hijzelf hier, meer dan een halve eeuw geleden, als kind van een jaar of zes, ineengedoken tegen de muur zat te schudden en te beven. Het aanhoudende gebrom van vliegtuigen – “Engelse,” zei een van de oudere mensen die net als Louis, ineengekrompen en met de handen op  het hoofd, tegen de muur zaten – en dan, doffe donderslagen in de verte, de vloer die trilt alsof er vlakbij een zwaar gevaarte voorbij dendert  – “’t Is voor Kortrijk,” zei Louis’ vader. “Kortrijk Statie moet eraan.” Louis zag alleen maar schimmen in de kelder, zelfs zijn vader, die naast ‘m zat, kon hij nauwelijks zien, zo donker was het, maar hij hoorde voor het eerst angst in wat zijn vader zei en dat maakte de kleine Louis nog meer ongerust. Zijn vader had nooit schrik gehad, voor niets of niemand. Maar zoals hij daar nu zat…        

“De mensen zijn vergeten hoe cool een kelder kan zijn, Mathilde.” In het tegenlicht van het keldergat ziet Louis burgemeester Bert, die hem uit zijn oorlogsdagdromerij haalt. “Ik ben hier nog nooit beneden geweest,” zegt de burgemeester. “We wachten nog op Gerrit.”

Hij zet een van de stoelen bij de tafel in het midden van de kelder en gaat zitten. Het ziet er belachelijk uit. “Die stoel is veel te laag,” stelt hij vast. “Nee,” zegt Louis, “’t is de tafel die te hoog staat. Op bakstenen. Voor als het grondwater steekt.”

“Met als gevolg,” zegt Bert, die als naar gewoonte weinig tegenspraak duldt, “dat de stoel te laag is.”

“Waarom moeten we zo dringend hier in de kelder?” vraagt Louis. “Het verzet, Louis, dat weet ge, opereert het efficiënts ondergronds en ’t is er stilaan tijd voor.”

“De paster stond aan de toog. Heeft hij gezien dat ge naar de kelder kwam?”

“Frits was weer aan het preken,  ge kent hem, daar zijn ze voor, de pasters, om te preken. Meer moet ge van hen niet verwachten. Anderen de les lezen om hun eigen ziel niet bloot te moeten geven,” zegt Bert.

“Waar zit Gerrit eigenlijk?”

“Hij is Linde gaan halen. Ze heeft nieuws. En het is wat we vreesden…” antwoordt Bert.       

Wordt vervolgd. Morgen: Wegomleggingen                         

Reacties

Populaire posts van deze blog

GEZIEN. Zwarte Kat, niet zomaar een kopje...koffietafelerfgoed

GELEZEN. Sinterklaas: open brief van Nicodemus naar aanleiding van de Pietenkwestie

GESCHREVEN. Eigenlijk zijn het ouders die hun kinderen een nieuwjaarsbrief moeten schrijven...