Allerzielen. Toen de dood nog bij de levenden hoorde...

"Ze stond beneden, aan de trap. Ze keek naar me en glimlachte. En toen verdween ze. Ze verdween zoals ze was verschenen: ineens, zonder iets te zeggen, zonder gebaar..." Dat vertelde moeder ons in de zomer van 1969. Of beter: zo menen wij ons dat te herinneren. De 'ze' die ze beneden de trap, vlak naast de deur van de voutekamer, had gezien, was haar moeder die enkele dagen voordien was begraven. De voutekamer was tot dan de slaapkamer van 'Meter Mietje' - zo noemden wij onze grootmoeder die eigenlijk Emilie heette en klein van gestalte was.

Angst
Dagenlang durfden we haast de trap niet meer op of af. We waren 11 jaar, nog heel jong voor onze leeftijd en wa waren bang dat wij ook een 'verschijning' zouden meemaken. Stel je voor dat Meter Mietje daar ineens staat, wat moeten wij dan zeggen? Zouden we het op een lopen zetten? Maar waarheen? We konden ons niet inbeelden dat wij haar zouden moeten voorbijlopen. Misschien komt ze, als we al in bed liggen, zelf de trap op en komt ze naast ons bed 'verschijnen'... We waren bang, maar zwegen erover. Dat was het beste, anders wie weet, door erover te praten, zou grootmoeder wel eens kunnen langskomen om ons gerust te stellen. Want zo was ze wel, natuurlijk.

Andere wereld
Nu ik eraan terugdenk, herinner ik mij niet dat er ooit verteld werd hoe grootmoeder was gekleed toen ze verscheen. Was ze onderaan de trap gekomen in de kleren waarin ze lag opgebaard? Zwarte kleren waren dat, maar hoe had ons moeder grootmoeder dan in het duister van de traphal kunnen zien? Of had ze een soort van aureool, zoals bij de Onze Lieve Vrouw in Lourdes, van wie onze grootmoeder overigens een heel grote fan was.
Vreemd hoe je als kind een dode, die je als levende van zo dichtbij hebt gekend, met wie je was opgegroeid en die jou op de meest pijnlijke momenten het dichtst bijstond, ineens als een vreemde gaat ervaren. Grootmoeder hoorde niet meer bij ons, ze was - in de hoofd van het kind dat we toen nog waren - stervend verhuisd naar een andere wereld, waar andere natuurwetten golden en waar 'verschijningen' misschien wel heel alledaags waren. Dachten, of beter, vreesden wij toen.

Rouwstoet
Het had er natuurlijk alles mee te maken dat grootmoeder bij ons thuis lag opgebaard, de ochtend van de begrafenis. Meter Mietje woonde bij ons, de rouwstoet zou van bij ons thuis vertrekken richting kerk. Een deel van de winkel en van het bureau van vader was met zware zwarte doeken met gouden borduurwerk ingericht. Er kwamen mannen die we niet kenden, met vlaggen, om de stoet te begeleiden. We gingen stapvoets naar de kerk, toch ruim een kilometer ver. Vooraan de mannen, dan de vrouwen, daarachter de kleinkinderen en verdere familie, buren en kennissen sloten de stoet.
En hoe graag we grootmoeder ook zagen en hoe zwaar haar overlijden ons ook viel, we vonden het jammer dat zij uitgerekend op 21 juli zou worden begraven. In de nacht van 19 op 20 juli was immers de eerste mens op de maan geland en terwijl alle neven in de familie wel konden kijken naar het rechtstreekse verslag daarvan op televisie, mochten wij dat niet. Dat hoorde immers niet in een sterfhuis.

Over die 'verschijning' is achteraf nooit meer gepraat. Door niemand. En wij hebben Meter Mietje nooit meer teruggezien.


Reacties

Populaire posts van deze blog

GEZIEN. Zwarte Kat, niet zomaar een kopje...koffietafelerfgoed

GELEZEN. Sinterklaas: open brief van Nicodemus naar aanleiding van de Pietenkwestie

GESCHREVEN. Eigenlijk zijn het ouders die hun kinderen een nieuwjaarsbrief moeten schrijven...