BEVREEMDEND. De vrouw, de stier en de gemiste foto


Ze zijn met zijn tweeën op wandel. Het is een late middag in de late herfst. Het dorp is al zichtbaar, de eerste huizen doemen in de verte op.
"Staat dat beest nu voor of achter de afspanning?" wijst de vrouw naar het stuk weide dat tot vlak tegen het erf van het eerste huis strekt. "Erachter.Denk ik", aarzelt de man.
"Er voor!"
Ze heeft gelijk. Het beest - een bonkige stier- staart hen aan, niet achter de draad, maar er voor. Hij staat er plomp en massief, op de stoep.
"We stappen door. Aan de overkant van de weg. We doen alsof we het beest niet zien," zegt de man. "En wat als hij ons volgt?"
"Dat doet hij niet als we gewoon doorstappen."

Slachtoffer

Hij doet het wel. Hij volgt.  Tot in het dorp. Het beest komt dichterbij. De vrouw gaat schuilen in een portiek, de man steekt de straat over en ziet hoe de stier zijn vrouw voorbijloopt. Het  beest versnelt zijn pas. In tegenovergestelde richting komt een oude vrouw, het hoofd diep gebogen, ze torst met beide handen twee zware boodschappentassen. Ze merkt het beest, dat nu in vaart recht op haar afstevent, niet op. De stier zwaait zijn kop naar beneden en schept de vrouw met zijn hoorns op. Hij smakt haar tegen de grond. Daar blijft ze liggen. Bewegingloos.

Café  binnen

De stier laat de vrouw achter, hij bonkt nu met zijn zwaaiende kop tegen de voordeur van het nabije café. De deur versplintert en het beest loopt naar binnen.
De man weet niet wat hij ziet. Hij grist zijn smartphone uit zijn zakken, vervloekt zichzelf dat hij er niet aan dacht om foto's te nemen toen de stier de vrouw opschepte of toen het beest ht café binnenliep. En tezelfdertijd is hij boos om die reactie. Die is ongepast, vindt hij. Hij moet de hulpdiensten bellen. Dàt moet hij nu doen, denkt hij.

Onzeker
Hij belt, brengt het verhaal. Te snel voor de man aan de andere kant van de lijn. Welke straat? Ik denk, zegt de man, en noemt een straatnaam. Onzeker. Nee, ik ben niet zeker, maar het is in elk geval in de buurt. En ja, wat ik vertel heb ik net met eigen ogen gezien. De man aan de andere kant van de lijn vraagt of hij alles nog eens wil herhalen. We willen zekerheid dat dit geen grap is, een slechte grap, hoort de man. Hij wordt kwaad nu. Hij wijst naar de vrouw, die nog altijd bewegingloos op de stoep ligt, het gezicht tegen de tegels gesmakt. De man aan de andere kant van de lijn is er niet meer.

Perswagen

Intussen is heel wat volk komen kijken. Het is de man onduidelijk waar ze allemaal zo ineens vandaan komen. Het zijn mensen uit het dorp. "Is er al gebeld?" hoort hij roepen. Hij knikt. Hij is nog altijd sprakeloos. De hulpdiensten blijven lang weg. Minutenlang. Een kwartier? Een halfuur? Er komt een wagen voorbij met een bos antennes op het dak. Kleine en grote, ze zwiepen weg en weer. Een perswagen, hoort hij en met de slag bliksemt het weer in zijn hoofd. Die foto, die had ik moeten nemen, dan hadden wij nu hét beeld, denkt de man, die zich al die tijd niet afvraagt waar zijn vrouw is gebleven.
Er komt een bestelwagen voorbij van een televisiezender. De man ziet hoe de wagen verderop draait en terugkeert. Ze laden een camera en statief uit en komen richting café.

En dan ineens is er politie. En  brandweer. De agenten spannen linten, brandweermannen kijken door het caféeraam en keren terug. Ze overleggen. De man hoort hoe ze aarzelen. "Dit hebben wij niet eerder meegemaakt", hoort hij. "Hoe haal je een stier uit een café?"
De vrouw die bewegingloos op de stoep lag - het slachtoffer - is verdwenen. Hij heeft niet gezien of zij werd verzorgd en weggebracht. Er is ook niemand die vragen stelt over het slachtoffer. 

Droom


De vragen blijven onbeantwoord. We worden wakker. Het gebeurt maar uiterst zelden dat wij ons een droom herinneren.
Vanochtend is dat anders. Haarfijn staat de droom ons voor de geest. En wat zo uitzonderlijk is, er steekt een lijn in het droomverhaal. Dachten wij. Maar naarmate we de droom  proberen te reconstrueren, merken wij dat er hier en daar mist en nevel over het decor hangt en dat wat daarnet nog logisch leek,  dat nu ineens veel minder is.
Waar komt zo'n droom vandaan? Waarom dromen wij uitgerekend zoiets. Dat van die foto, die perswagens, dat begrijpen we. Dat speelt wel vaker door ons hoofd. Maar die stier - moeten wij er Freud bijhalen?-,  die bejaarde vrouw, dat café, dat eigenlijk ooit een winkel was? Want de plaats waarvan wij ons het beeld uit de droom herinneren, was niet eens een café, maar een inmiddels verdwenen winkel van sanitaire installaties.
Diezelfde ochtend lezen we in een krant over dromen en wat ze te betekenen hebben. Maar wijzer worden we er niet van. Bevreemdend.



Reacties

Populaire posts van deze blog

GEZIEN. Zwarte Kat, niet zomaar een kopje...koffietafelerfgoed

GELEZEN. Sinterklaas: open brief van Nicodemus naar aanleiding van de Pietenkwestie

GESCHREVEN. Eigenlijk zijn het ouders die hun kinderen een nieuwjaarsbrief moeten schrijven...