Tip voor beginnende vogelaars: begin met vogels die hun naam fluiten

Soms zie je ze niet, soms zie je ze wel. Maar je kan ze wel altijd horen als ze iets te vertellen hebben. Vogels. En vogelaars. Die zie je ook niet zo vaak, maar als ze iets over vogels te vertellen hebben, kan je er ook naar luisteren. Meestal zien zij wat wij niet zien en vertellen ze wat ze horen wat wij ook wel horen maar niet zien. Vogels.

Turdidae
Vogelaar word je niet van vandaag op morgen. Tenzij je kiest voor een beperkte doelgroep.  Bijvoorbeeld de familie turdidae. De kans is immers groot dat je zonder al te veel observatie een merel - van de familie turdidae dus - kan onderscheiden van pakweg een mees. Zelfs als je die niet ziet en alleen maar hoort, is de kans groot dat je de merel aan zijn gefluit herkent.

Het getjiftjaf

Een volgende stap naar het vogelaarschap is de herkenning van vogels die hun eigen naam fluiten. Zo ver zijn wij intussen. Een koekoek herkennen we sowieso. Alleen... we hebben er nog nooit een gehoord.  Maar er zijn nog meer vogels die hun naam fluiten
Sinds gisteren - dankzij het bezoek van een ervaren vogelaar - weten we nu met zekerheid dat we een tjiftjaf in de tuin hebben. We hadden het kunnen weten. Het vogeltje is perfect herkenbaar aan zijn gefluit: het monotome tjif tjaf. Zodra je er naar luistert, werkt het aardig pluimgewichtje je danig op de zenuwen, precies omwille van dat herhalend getjiftjaf. De vogel zelf kan er niets aan doen: hij fluit de naam die de mens hem gaf. De meeste tjiftjafs trekken in de winter naar de Middellandse Zee, maar de tjiftjaf die we hier hebben is blijkbaar een hardleerse overwinteraar en dat valt ook te horen.
Veel is er niet aan te zien, het gaat om een "klein, hoofdzakelijk groenig of bruinig zangertje zonder duidelijke kenmerken", lezen we.  De tjiftjaf toeft graag hoog in de boomkruinen. Straks - als het gebladerte terug is van weggeweest - is hij dus niet meer te zien, alleen te horen.

De roekoekoe, de dididi en de tjlip

Het vogelaarschap zou natuurlijk een stuk eenvoudiger zijn mochten wij er vanuit gaan dat er meer vogels hun naam roepen of fluiten.  Dan hadden we zonder veel problemen kunnen zeggen dat we van de winter aan de voederplank nogal wat suskewiets (vinken) en dididi's (groenvink) zagen landen, maar vrijwel geen tsjilpen (huismus). Ook de roekoekoes (tortelduif) waagden zich geregeld in de buurt van het voederhuisje. De skraawk  (Vlaamse gaai) liet zich zelden bij de voederplank zien, hij sprokkelt het liefst eikels bijeen. Maar de toktok (bonte specht) kwam wel af en toe kijken, terwijl zijn groene soortgenoot - de kluukluu - vooral in het weidegras naar voedsel zocht.

Reacties

Populaire posts van deze blog

GEZIEN. Zwarte Kat, niet zomaar een kopje...koffietafelerfgoed

GELEZEN. Sinterklaas: open brief van Nicodemus naar aanleiding van de Pietenkwestie

GESCHREVEN. Eigenlijk zijn het ouders die hun kinderen een nieuwjaarsbrief moeten schrijven...