De Finale Koers - een Winkels feuilleton in zakformaat - 45

 45. Een reddende engel

Hoeveel geluk kan een mens in één leven te beurt vallen? En hoeveel kan hij er verdragen? Ik hoor het u al zeggen: veel te weinig, voor de meesten en ge bedoelt eigenlijk, voor mensen gelijk u en ik. En ge hebt gelijk.

Als geluk een brood zou zijn, dan kennen wij ’t alleen van een kruimel of twee of drie die we toevallig voor ons voeten op de grond zien liggen. En we zijn al zotcontent als we zo’n kruimel zonder gekraak en pijnscheuten in onze ledematen van de grond kunnen rapen.

Maar voor mensen gelijk onze burgemeester Bert is dat anders, hij is een van die uitzonderingen, die elke ochtend het geluk vanzelf krijgt opgediend, niet verkruimeld, nee, maar als een vet belegde, dikke snee van een vers brood. En ga maar na, ge zult mensen gelijk onze burgemeester nooit horen vragen hoeveel geluk een mens in één leven verdient.

Om maar te zeggen, als Bert daar de zondagavond op het kerkplein met twee zakjes wiet in de zak van zijn jas en niet te vergeten, met wietstof aan de toppen van zijn vingers, een driftig mopshondje van een tweedehands merk – een Lada-hond, zei hij – aan zijn broekspijp heeft hangen, terwijl dat twee agenten er verbouwereerd op staan te kijken, dan weet ge, dat hij zich niet zonder geluk – en zonder kleerscheuren -  uit deze benarde positie zal weten te redden.                         

En zie, hij heeft gelijk, het geluk duikt al op, van achter de kerk. In de gedaante nog wel van Frits, die zelf langs geen kanten weet dat hij behalve pastoor die zondagavond ook als reddende engel verschijnt.

“Hoe later op de avond, hoe schoner het volk,” roept hij naar het drietal zodra hij hen opmerkt. “Miserie met een verloren gelopen hond?”

“Wat doet gij hier, zo laat op de avond,” groet de burgemeester snibbig.

“In welke tijden leven we als een paster op een kerkplein al verdacht is?” lacht Frits. “En wat doen jullie hier?”

“Een controle-opdracht,” zegt een van de agenten. “En zo te zien, niet zonder resultaat. Ons Eefje hier heeft prijs, zo te zien…”

“Ons Eefje?” vraagt de pastoor.

“Onze drugshond”, zegt de agent kort.

“Het is niet mogelijk?! Onze burgemeester betrapt op drugs! Bert, ziet gij de krantenkoppen al?” Frits lacht zich te pletter.

“Onnozelaar,” zegt Bert. “Ik was net van zinnens om het aan onze agenten uit te leggen.”

“Hebt ge echt drugs op zak?” vraagt een van de agenten aarzelend.

“Ik zeg het u, ik wou het net zeggen. Ik heb hier twee zakjes opgeraapt, daar, aan die camper. Ga maar eens kijken met uw snuffelbeest …”

Wordt vervolgd. Maandag: Het spel kan beginnen.

Reacties

Populaire posts van deze blog

GEZIEN. Zwarte Kat, niet zomaar een kopje...koffietafelerfgoed

GELEZEN. Sinterklaas: open brief van Nicodemus naar aanleiding van de Pietenkwestie

GESCHREVEN. Eigenlijk zijn het ouders die hun kinderen een nieuwjaarsbrief moeten schrijven...