BETREURD. Watou, mon amour pour toujours, c'est fini. Poëzie en kunst verliezen hun vrijplaats, hun asielplek


De Vlaamse regering geeft de vzw Kunst vanaf volgend jaar geen euro, ja zelfs geen eurocent meer en laat daarmee het doek vallen over de kunstzomers van Watou. Voorgoed, slechter kon niet.
Poëzie en beeldende kunst verliezen door de schraapzucht van een fantasieloze kaste - aangevoerd door notoire West-Vlamingen dan nog wel - een unieke asielplek, een vrijplaats die ze de voorbije 35 jaar aan
een uitkant van het land hadden veroverd.

Mon amour pour toujours


Watou, mon amour, mon amour pour toujours,  We zouden het een Gwij Mandelinck kunnen horen savourerend mompelen, terwijl hij zich met veel te grote passen over het dorpsplein naar wijlen Jan Hoet haast.

Wat een plek was dat, Watou, wat een dorp. Er was geen ander


Er was alleen Watou, waar verzen, al van mijlenver, zichtbaar over de daken rolden, waar poëzie haast eeuwig meterslang langs en naast trottoirs liep, witgekalkt op het zwarte asfalt.
Waar we ons in donkere krochten van vochtige kelders lieten omhelzen door een fluisterstille stem van een afwezige dichteres. 
Waar we voorzichtig over het krakend hout van een zolderschuur schoven om het landschap door de opengesperde luiken in het gezicht te kijken.

Campert, Claus en Kopland

Waar we - kijk, daar, op het zijterras van het Hommelhof - Remco Campert met een haperende pen een dichtbundel zagen signeren van een door en door Hollands koppel en waar - kijk nou toch - Ilja Leonard Pfeijffer als een beer uit het portaal van de dorpskerk zagen stappen, nee, zagen schrijden. Imposant imponerend.
En Claus, natuurlijk. Hugo Claus, elk jaar weer was hij er en sloot hij als vanouds met 'nu nog...' zijn optreden af. We konden niet om Claus heen, hij stond er, glashelder en genaakbaar, op zijn Raveels, op het dorpsplein.

Als een deur zonder huis

We zwierven er van hofplaats naar brouwerij, langs terrassen en graskanten, tussen kerkstoelen en kansel, voorbij graven en monumenten met onze geliefde die we lieten proeven van andermans woorden als waren ze van ons. We lieten haar beelden stelen met onze ogen en citeerden voor haar, zittend op een bank vlakbij een poel vol eendenkroos, het thema van de catalogus. "... als een deur", zeiden wij, "zonder huis die nog openstaat..." Al was het maar om haar nog eens 'zotteke' te horen zeggen tegen ons. Want we wisten dat het moeilijk was om nog verliefder op je geliefde te worden dan je was op een zondagmorgen van een poëziezomer in Watou.

Altijd wat

Het waren ook nooit vlakke zomers, die poëziezomers van Watou. Er was altijd wat. Vaak heibel - om geld waarvan er altijd maar net genoeg was als er al geen tekort was, soms een dispuut met Hoet en co over een installatie meer of minder, over een betonnen bunker - god wat is er inkt gevloeid over die bunker op het dorpsplein - of over de horden Hollanders die er, niet altijd in gewijde stilte, langskwamen.
Maar Watou was een niet te missen 'must', Watou drong zich op, doorheen krant en tijdschrift, er was geen ontkomen aan.
En net dat, dat dwingende, ging de voorbije jaren verloren. Watou lag sinds het vertrek van Gwij en Agnes, aan het infuus, vonden wij. De nieuwe curatoren waren, denken wij,  geen Mandelincks die maandenlang zeurden en zeulden, van hot naar her, om kunstenaars en dichters, om sponsors en mecenassen.
Watou, mon amour pour toujours, c'est fini.

Reacties

Populaire posts van deze blog

GEZIEN. Zwarte Kat, niet zomaar een kopje...koffietafelerfgoed

GELEZEN. Sinterklaas: open brief van Nicodemus naar aanleiding van de Pietenkwestie

GESCHREVEN. Eigenlijk zijn het ouders die hun kinderen een nieuwjaarsbrief moeten schrijven...