
Pal in het centrum van ons dorp. Bijna onder de kerktoren. Vlak voor de bakkerij. We gooien het portier van de wagen open, stappen naar buiten en weten al meteen: dit loopt fout. Eén voet glijdt zijn eigen gangetje en voor je het weet lijkt het alsof je zo uit je wagen bent gerold. De grond voelt niet eens koud. Wel prikkend: de hand is lichtjes geschaafd van de koud gestolde sneeuwsmurrie op de weg.
Jongevrouwenstem
Maar nog voor je dat allemaal bij je zelf vaststelt, kijk je om je heen.
Niemand heeft het gezien? Niemand, oef. En net als je probeert overeind te klauteren, hoor je aan de overkant van de straat een frisse stem vriendelijk vragen of het gaat. Een jongevrouwenstem.

"Gaat het?" vraagt de jonge vrouw beleefd.
In haar stem hoor je heel veel lente. Ze klinkt oprecht bezorgd. Dat weet je, dat hoor je en toch, toch is het eerste wat je hoofd te binnen schiet: jonge vrouw ziet
niet iemand die viel, nee, ze ziet vooral een oude man die per se naar buiten wou. Dat denk je en je weet dat je het ten onrechte denkt, want, zoals je tegen jezelf al zei, de vrouw klonk oprecht bezorgd en je schaamt je andermaal.
Grijs chagrijn
Niet meer voor de val, maar voor je kwalijke gedachte. Zijn we dan toch al flink opgeschoten
richting vent vol grijs chagrijn? Het is zaterdagochtend, min drie en in het oosten staat een lage zon, helemaal wolkenvrij. En het brood bij de bakker ruikt warm en je weet: er is dooi op komst.
Reacties
Een reactie posten