GETWIJFELD. Wie wijkt uit op smalle omleidingsweg en naar wie zwaaien we een dankjewel?

Zullen we groeten? Hand even los van het stuur en omhoog? Ik twijfel. Effen wachten. Gaat hij opzij? Of kies ik de berm? We stellen het beiden een fractie van een minuut, neen, van een seconde uit. Ik ga opzij. Er is wat ruimte in de berm. Hij houdt niet in, passeert rakelings. Het is een zij. Ze kijkt recht voor zich uit. Geen hoofdknikje. Geen hand. Geen groet. Ik vloek binnensmonds. Is er echt geen etiquette meer, hoor ik me hardop vragen. Niemand antwoordt. Er is ook niemand. Het smalle asfaltje ligt vrij voor me.

OMGELEID


Werken aan een uitvalsweg in het dorp. Voor maanden. We worden via smalle, landelijke asfaltweggetjes omgeleid. Op een er van is er doorgaand verkeer langs beide kanten en dat maakt dat het 'schranken' van wagens wel eens rakelings gebeurt. Soms wachten we bij een uitsprongetje tot de tegenligger voorbij is gereden. Vaak volgt een groet. Hand in de lucht. Hoofdknikje. Een bescheiden, gemeend dankjewel. Van mannen op leeftijd, van jonge braniekoppen, van vrouwen. Soms volgt helemaal niets. Handen blijven verankerd op het stuur, de blik stuurs vooruit, onwrikbaar. Van mannen op leeftijd, van braniekoppen, van vrouwen.



ANGSTHAZEN

Een enkele keer gaat een auto al van heel ver opzij. Angsthazen, denk ik dan. En ik verfoei mezelf om die gedachte. Het is vreemd, bevreemdend, maar wie zich te voorkomend gedraagt, is blijkbaar de pineut. Alsof 'hoffelijkheid' alleen onder 'losers' nog volgers telt. Voor de tegenligger in de verte ga ik ruim op tijd aan de kant. Hij - een omvangrijke zestiger - in een al even omvangrijke hoogpotige klassebak, wijkt geen centimeter. Dat hoeft ook niet. Hij rijdt blind door, geen blik, geen groet. We zijn een lomp, nors volk, denk ik. Tot, iets verderop, een jongedame met zwier én met brede glimlach vervaarlijk dicht langs de gracht rijdt. Ze zwaait vrolijk haar hand los boven het stuur. Dus toch, denk ik. Er is nog hoop.

JOLIG

In de achteruitkijkspiegel merk ik geflits van koplampen. De auto staat stil. De tegenligger van daarnet nu ook. En ik zie hoe de jongedame met enige joligheid aan de praat gaat met de jonge gast. Ik zwijg, ook binnensmonds. Genadeloosheid, wou ik nog zeggen, begint ontegensprekelijk te woekeren in onze wereld. Maar ik zwijg. Ook binnensmonds. We worden wel vaker omgeleid.

Reacties

Populaire posts van deze blog

GEZIEN. Zwarte Kat, niet zomaar een kopje...koffietafelerfgoed

GELEZEN. Sinterklaas: open brief van Nicodemus naar aanleiding van de Pietenkwestie

GESCHREVEN. Eigenlijk zijn het ouders die hun kinderen een nieuwjaarsbrief moeten schrijven...