GEZIEN. De helden van het kleine gebaar...

MET PRONTE KUIF
En nu stond daar die ene kievit. Alleenstaanderig op dat uitgestrekte grasperk. Met pronte kuif, dat wel. Tegenwinds. Verloren, verdoold of verdwaasd. De wei verderop was pas gemaaid. Dat zag je, dat rook je. Gras geurt pas als het geveld is. De kievit was zijn vrouw en zijn nestjongen kwijtgeraakt toen ze in het weiland ijlings op de vlucht sloegen voor de genadeloze messen van de maaimachine. En nu wachtte hij, trots over zijn eigen twijfelloosheid, op de komst van zijn kroost.
SCHRIEL EN KWETSBAAR
Ik dacht aan de kievit toen ik verderop, aan de rotonde, een man midden op de rijweg zag staan. Kwertsbaar, schriel, maar opvallend dankzij zijn fluorode jas. Hij stond er net zo alleenstaanderig als de kievit. Maar zonder kuif. Op een plek en op een ogenblik - het was middag - waar je geen man in stilstand verwacht. Veel passage was er niet. Je kon er de rotonde zelfs zonder risico averechts oprijden, wat we niet deden. Omdat we dat nooit doen. Halfweg de rotonde herkende ik de man: het was onze gepensioneerde huisarts. Het fluojasje was van het Rode Kruis. Ineens schoot het me te binnen: de stickerverkoop van het Rode Kruis was gestart.
AANDOENLIJKE STICKERS

"Ik ben mijn hemel aan het verdienen", lachte de arts-op-rust. "En jij hebt je goede daad voor vandaag binnen."
Het gaf me een opgelucht gevoel. In de achteruitkijkspiegel werd de dokter kleiner.
De wereld, dacht ik, heeft nood aan dat soort grote helden van het kleine gebaar.
Reacties
Een reactie posten