RETRO. Het taboeretje van mijn vader
Het is van plastic en het ziet eruit zoals het is: goedkoop.
Weer en wind hebben de onbestemde plastieken kleur weggegomd. Het staat sinds
jaren in de boomgaard. Stond, want nu ligt het om, bijna zoals een dode vogel,
met de poten in de lucht. Hoelang ligt het daar al? Enkele jaren. Wijlen mijn
vader gebruikte het taboeretje als zitplek. Hij had het daar ook geplaatst. Hij
had het meegenomen van thuis, enkele straten verderop.
Boomgaard
Het krukje moet uit de jaren tachtig dateren, misschien wel de
jaren zeventig. In onze keuken in het ouderlijke huis zaten we altijd op zulke
krukjes. Er was immers geen plaats voor gewone stoelen. Het
boomgaard-taboeretje was er een dat mijn moeder, die winkelierster was, ergens
al bonus bij een levering had gekregen. Dat was in de tijd dat mensen ervan
overtuigd waren dat plastic alles zou oplossen. Behalve zichzelf, maar daar
kwamen we pas later achter. Een beetje zoals mensen die overal een antwoord op
hebben, behalve op de vragen die ze zichzelf zouden moeten stellen.
Krukje
Ik heb het krukje vorige week uit de fruitweide weggehaald en achter in de tuin een plaats gegeven. Het staat nu, lichtelijk verscholen, onder het loof van enkele bomen. Twee keer ben ik erop gaan zitten om van daaruit, net zo lichtelijk verscholen als het stoeltje, naar de vogels te kijken. Eén van de vier pootjes kwam los te zitten. Het ziet er niet naar uit dat het krukje het verlies van een van de poten zal overleven.
Ontdekking
Toen ik er onlangs op ging zitten, gebeurde iets merkwaardigs. Ik betrapte mezelf erop dat ik de houding aannam van mijn vader. De armen voor de borst gekruist, een voet wat verder dan de andere. Zo zag ik hem wel eens indertijd in de boomgaard zitten. En nu zat ik hier, onbewust en haast vanzelf, op precies dezelfde manier. Dat besef of die herkenning voelde eerder vreemd dan vertrouwd aan. Ik ging direct van het stoeltje af en keek of iemand mij had gezien. Niemand. Er waren alleen die kleine, spichtige winterkoning en een roodborst. De winterkoning wipte meteen weg, onder in een struik wat verderop. De roodborst bleef en hield niet op met zingen. Hij komt wel vaker langs als we in de tuin aan het werk zijn. Alsof hij een compagnon is. Maar misschien is hij op zijn hoede en waakt hij over het nest waar het vrouwtje de kroost zit uit te broeden. Vogels laten, net als mensen, zelden hun gedachten lezen.
Onherroepelijk
Ik heb mijn vader niet meer op het taboeretje gezien. Ik zie
alleen nog mezelf, in de houding van mijn vader. De cirkel sluit zich, dacht ik.
Onherroepelijk. Als kind imiteerden we onze ouders, maar zodra we puberden,
kwamen we in het verzet tegen wat ze ons oplegden en als volwassene maten we
ons met hen. En nu, nu we intussen opgeschoven zijn richting senioren, stellen
we vast dat we misschien wel minder van mekaar verschillen dan we
ons voorhielden. We worden kregelig als anderen ons daar op wijzen en krimpen als
we het zelf vaststellen. Het kan niet anders dan dat wie we zijn meer met anderen
te maken heeft dan met onszelf.
Les
Het taboeretje blijft voorlopig achterin de tuin. Op drie gezonde en een manke poot. Voor de toevallige bezoeker in de tuin een banale dissonant, voor mezelf een kleinood in het museum dat ons leven gaandeweg is geworden.
Reacties
Een reactie posten