HERINNERD. Hoe we een halve eeuw geleden de afspraak met de man op de maan misten...

De televisie bleef uit, de avond van 20 juli, een halve eeuw geleden. Vragen en zeuren hielpen niet. Dat de neven en nichten - vrijwel allemaal buren - wel die eerste maanlanding op televisie mochten volgen, veranderde niet aan de onverzettelijkheid van ons moeder. We hadden het nochtans allemaal van dichtbij gevolgd, we hadden het hoe-en-waarom-boek van de ruimtevaart van voren naar achteren en van achteren naar voren gelezen. We hadden zelfs zelf plannen voor een raket getekend, maar raakten vast bij de keuze van de brandstof. We waren 11 en stonden op het punt de wereld te veroveren en de Amerikanen de maan.

Historisch gemis

We vermoedden het niet, we wisten het gewoon: we zouden die avond de afspraak met de geschiedenis missen. Maar het bleef een afgemeten 'njet' van ons moeder. De televisie bleef uit, die avond, een halve eeuw geleden.
Dat had alles te maken met grootmoeder die we nooit grootmoeder of oma hadden genoemd. Zij was ons meter Mietje. Voor alle duidelijkheid: met Nederlanders hadden we in die dagen geen contact,  Mietje was de ingekorte versie van Emilie, een naam dus, geen begrip.
Ons meter was op 82-jarige leeftijd op kermismaandag overleden en nu lag ze opgebaard in het bureau van vader dat daardoor helemaal geen bureau meer was. Er hingen zware zwart fluwelen doeken met gouden borduursel over de muur en voor de ramen. Boven de deur hing een baldakijn.De bureautafel was aan de kant gezet. De kamer was getransformeerd tot iets dat wel op een dure kapel geleek. In het midden, tussen kandelaars met grote kaarsen die maar zuinig licht gaven, stond de kist die lichtjes helde. En daarin lag ons meter. We konden het ons niet voorstellen hoe dat was. In de huiskamer werd zacht gesproken, het was net geen gefluister. Dat vonden we vreemd. Want wie dood is, hoort toch niets meer, dachten wij toen. Maar we zwegen, er was veel verdriet in huis.

Zalvende engel


We hielden van meter Mietje, ze woonde al heel lang voor ons in ons huis dat eigenlijk ooit het hare was. Ze was er altijd, als zalvende engel, als steun en toeverlaat als wij het omwille van wat kattekwaad bij moeder hadden verkorven, zij was de bemiddelaar, zij was het die wel eens stiekem de loftrompet over ons liet horen - wat vader of moeder zelden of nooit deden, ze was het die ooms op de vingers tikte als ze ons pestten, ze was een vrouw die twee oorlogen had overleefd, die haar oudste zoon in de oorlog had verloren, die de pastoor durfde hekelen en die ook wel eens vader of moeder - voorzichtig - de les las. Ze was onze heldin. Behalve... die avond in juli van 1969. Alhoewel, we waren ervan overtuigd dat zij ons wel had laten kijken naar de maanlanding. Al vond ze die Amerikanen en heel dat gedoe in de ruimte een vorm van ongepaste menselijke hoogmoed. Er was hier op aarde werk genoeg. Alles van hierboven was van hierboven, daar bleven we best weg voor we het ook ginds om zeep zouden helpen.
Maar meter zweeg. Ze zei niets meer en zou nooit meer iets zeggen. Zelfs niet meer op de geluidsband waarop ze een oud liedje had gezongen. Die band hadden we gebruikt om een tourverslag na te spelen en onze stemmen hadden die van haar finaal uitgewist. Wij waren ons meter kwijt en zij voorgoed haar stem.

De nacht van de verschijning

Die nacht voor de begrafenis, die van 20 op 21 juli, sliepen mijn zusje van acht en ik haast niet. We waren bang. Van ons meter. Stel je voor dat ze - ze was diep gelovig en de dagen die aan de begrafenis vooraf gingen heilig verklaard, door onze ooms, door ons moeder, door de buurvrouwen, zelfs de pastoor had het over een uitzonderlijke gelovige - stel je voor, zeiden we, dat ze - zoals dat met heiligen toen wel eens gebeurde - aan ons zou verschijnen. Wat moeten we dan zeggen? En wordt ons hele leven dan omgegooid, zoals dat van dat meisje in Lourdes? We hadden daar de vreemdste mirakels over horen vertellen en we hadden een kijkdoos waar je de echte Lourdesgrot kon zien alsof je er vlak voor stond. Wat moeten wij straks met zo'n grot in de tuin? We hadden er al een in de tuin, zo'n miniatuur grot, waar Maria vaak sneuvelde. Door de wind, maar net zo vaak door de kat die het beeld wel eens kopjes gaf, dachten we. De meest curieuze gedachten schoten ons hoofd binnen, het hield niet op. Het is de dood die komt spoken, dachten we. 
De nachtlamp in de gang mocht niet uit, vonden we, dan zouden we op zijn minst niet zo schrikken van die verschijning.
Armstrong was ver weg, ons meter ook en wie weet, dachten wij toen, kruisen hun wegen daarboven. Haar heelal was voortaan groter dan zijn maan, droomden we.


Reacties

Populaire posts van deze blog

GEZIEN. Zwarte Kat, niet zomaar een kopje...koffietafelerfgoed

GELEZEN. Sinterklaas: open brief van Nicodemus naar aanleiding van de Pietenkwestie

GESCHREVEN. Eigenlijk zijn het ouders die hun kinderen een nieuwjaarsbrief moeten schrijven...