GEVIERD. 30/60: Zoon-vader-jubilieum of de verjaardag zoals we die maar een keer zullen meemaken...
Je wordt dertig, morgen, Willem. Dat hoef ik je natuurlijk niet te melden. Ik doe het toch, omdat het een bijzondere verjaardag wordt. We zullen het immers geen tweede keer in dit leven beleven en toch zullen we er beiden niets van voelen. Jij zal er zelfs niet meteen bij stilstaan, vermoed ik, Jonge gasten hoeven niet stil te staan, wij daarentegen, blijven er aan haperen. En dat hoort ook zo.
Dertig word je vandaag, ikzelf halfweg volgende maand 60.
30-60, geef toe, zolang het om geen basketbal gaat, heeft het wel wat.
Ochtend en avondspits
Als een leven een dag was,
dan is jouw ochtend net begonnen – een uur of negen is het – terwijl
mijn dag – zes uur in de middag – de avondspits beleeft. Nog even druk en dan valt
het stil en gaat het deemsteren. Er zit
misschien nog wat rek op – als we de werkelijkheid naar onze hand zetten met het
gegoochel van winter- en zomertijd – maar dagen – en het leven dus – laten zich
niet zo makkelijk van de wijs brengen.

Alleen de regen was zuur
Amper anderhalf jaar na je geboorte sneuvelde de Muur en met
de muur gingen alle ideologieën tegen de vlakte. We vierden volop de vrijheid
en geloofden graag dat we in de op een na beste van alle werelden leefden – de beste,
dat was de wereld waaraan we zelf zouden bouwen en we twijfelden er niet aan
dat we daar beter zouden in slagen dan onze ouders. Al zeiden we dat niet hardop.
En maar goed ook, hoor ik je nu den
ken.

Alleen de regen – en niet onze geest – was zuur in die
dagen, maar we plantten bomen tegen die verzuring. Dat hielp, geloofden we. Onze blik reikte almaar
verder toen grensposten werden gesloopt, we veroverden de wereld, zonder slag
of stoot, vanuit een vliegtuigzetel, we hekelden de oude rituelen, het waren
verroeste, leeggelopen vaten, wij zouden ongebreideld uit andere vaatjes tappen. Zeiden we,
droomden we, hoopten we.
We dieselen erop los
Het liep enigszins anders, hoor ik je hardop denken, ginds
aan de andere kant van de wereld. We hoeven niet zo hoog van de toren te blazen,
zeg je. Ruim een kwarteeuw later zijn we, onze adem laat ijskappen smelten, we dieselen
de lucht vol fijn stof en er gaat geen dag voorbij of onze of andere overheden
die het voor het zeggen hebben, vaardigen alweer een of ander verbod uit. We
leggen onszelf, intussen kortademig en door angst bevangen, aan de ketting en koesteren alweer de
bekrompenheid die we ooit bekampten.
Ruimhartig

Reacties
Een reactie posten